<<     Inhoud    >>



10.17 Reuma

Reumatoïde arthritis is een veel voorkomende ziekte die zich op iedere leeftijd kan openbaren, maar vooral begint bij vrouwen van middelbare leeftijd. In de acute fase leidt de synovitis tot warme, opgezwollen, stijve en pijnlijke gewrichten. Bij de chronische arthritis ontstaan uitgebreide beschadigingen van de weke delen rond de gewrichten en de gewrichten zelf.
In de metatarsophalangeaal gewrichten ontstaat een kenmerkende dorsale subluxatie, hallux valgus (soms extreem), klauwtenen, spreid- en platvoeten. De dorsale subluxatie gaat vaak gepaard met het ontstaan van klauwtenen. Het spreekt voor zich dat hier een grote kans bestaat tot het ontwikkelen van drukplekken, met name daar waar de tenen tegen de schacht drukken (kopjes IP-gewrichten, mediale zijde MTP-1 gewricht). De hallux valgus kan gepaard gaan met overrijdende tenen. Door de gestoorde microcirculatie ontstaat atrofie van onderhuids- en huidweefsel. De kopjes van de metatarsophalangeaal gewrichten worden hierdoor zeer lokaal belast, met als gevolg pijn en ontwikkeling van eeltformaties en zelfs clavi. Op dergelijke drukplekken ontstaan ook bursae, die weer snel geïnfecteerd kunnen raken.
Er treedt een karakteristieke stijfheid in de gewrichten op, die na inactiviteit sterker is. Dit veroorzaakt ook de ochtendstijfheid. Aantasting van het subtalaire gewricht leidt vaak tot valgusstand.
Reuma-noduli zijn knobbels die ontstaan als gevolg van granulomateuze ontstekingen. Ze ontstaan vooral op die plekken waar druk tegen de huid wordt uitgeoefend en dus ook op die plekken waar schoeisel knelt.
Wanneer sprake is van forse reumatische stoornissen verdient het de voorkeur de voetproblemen te beoordelen en te begeleiden op een gecombineerd spreekuur met de orthopedisch maatschoenmaker. Hierbij dient ruim aandacht geschonken te worden aan de heup- en kniefunctie, maar ook aan de handfunctie (mogelijkheid tot goed sluiten van de schoenen).

Schoentechnische behandeling

Algemene schoentechnische adviezen voor patiënten met beginnende reumatoïde arthritis.
De keuze van het schoeisel is primair gericht op het verminderen van druk en het voorkomen van wrijving. Bij niet gevorderde stadia kan een keuze gemaakt worden uit speciaal geselecteerd en eventueel aangepast confectie schoeisel (5), thematisch schoeisel (7.2) of schoeisel type B (8.1). Daarbij is aandacht voor:
- voldoende ruimte voor voorvoet (geen druk tegen tenen en mediale/laterale zijde MTP-gewrichten);
- laag gewicht;
- zacht bovenwerk;
- geen sierstiksels;
- lage hielheffing, om zo min mogelijk de druk naar voren te verplaatsen;
- stootdempende materialen;
- vetersluiting over de hele wreef;
- vormvast contrefort ter preventie van progressie van standsafwijkingen.

Bij gevorderde stadia spelen volgende richtlijnen een rol (hiervoor is bijna altijd maatschoen type A (8.2) geïndiceerd):
- naadloos bovenwerk;
- in rustige periodes dient de beweeglijkheid zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven;
- stugge standsafwijking accepteren;
- gewrichtsbeweging compenseren als er geen beweging meer kan plaatsvinden, of als deze ook in rustige periodes zeer pijnlijk is. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van een afwikkelingscorrectie;
- extra stabiliteit en verhoging van de proprioceptieve input kan verkregen worden met behulp van hoog schoeisel, met dik gepolsterde schacht rond de enkels;
- schoensluiting aanpassen aan handfunctie.

10.18 Spasticiteit

Neurologische aandoeningen zijn in het algemeen minder bekend als indicatie voor orthopedisch maatschoeisel. Toch zijn er zowel bij centraal als perifeer neurologische aandoeningen indicaties voor orthopedisch maatschoeisel. Een veel voorkomende aandoening waarbij een indicatie voor orthopedisch maatschoeisel kan bestaan is spasticiteit, als gevolg van een CVA of een contusio cerebri. Naast de oorspronkelijke biomechanische functies van orthopedisch maatschoeisel, zoals stabilisatie en correctie kan er ook sprake zijn van een neurologische functie: inhibitie van spastische activiteit. Wanneer sprake is van een spastisch extensiepatroon, treedt onwillekeurig aanspannen op van de posturale musculatuur.
Door de voet in dorsaalflexiestand te dwingen wordt dit patroon doorbroken en neemt het extensiepatroon af, zie voetheffende ortheses (9.8). Het spreekt voor zich dat een uitgebreid specialistisch onderzoek nodig is om een juist schoenrecept op te stellen. Deze voorziening, ook de herhaling, wordt eigenlijk alleen verstrekt via het gemeenschappelijk spreekuur van de orthopedisch schoentechnicus met de revalidatiearts.

10.19 Neuromusculaire aandoeningen

Een belangrijke aandoening waarbij frequent een indicatie bestaat voor orthopedisch maatschoeisel is de Hereditaire Motorische en Sensibele Neuropathie (HMSN). Behoudens de standsafwijkingen die ontstaan door uitval van de intrinsieke en de extrinsieke voetmusculatuur, is hier ook sprake van verminderde sensorische informatie. De verminderde proprioceptieve feedback wordt gecompenseerd door extra visuele feedback afhankelijkheid. In het eerste stadium van de HMSN ontstaat een pes cavus (10.5), met diepstand van de mediale bal en klauwtenen (10.9). Bij staan op blote voeten leidt de diepstand van de mediale bal tot een extensiemoment op de knie en varuskanteling in het onderste spronggewricht. De cliënten krijgen mede hierdoor toenemend problemen met de stabalans. Orthopedisch maatschoeisel (8.2) met een standaccepterend voetbed leidt hier tot een betere houding en daarmee makkelijker handhaven van de balans.
In latere stadia van de HMSN, wanneer de standsafwijking toeneemt, kan zelfs een kokervoorziening noodzakelijk zijn. Het voordeel is een nog betere stabiliteit, maar het nadeel is een verminderde/ opgeheven plantair- en dorsaalflexie en daarmee samenhangend een verminderde proprioceptieve feedback.
Vanzelfsprekend is een uitgebreid onderzoek en een nauwkeurig afweging nodig om tot een optimaal schoenrecept te komen. Een gezamenlijke beoordeling door medisch specialist en orthopedisch schoenmaker is ook hier weer noodzakelijk.

10.20 Extreme en wisselende oedemen

Er bestaan diverse oorzaken voor oedeem. De mogelijkheden met orthopedisch maatschoeisel zijn in principe gelijk. Er is een indicatie voor orthopedisch maatschoeisel als de voetomvang zodanig is dat confectieschoeisel niet past. Het spreekt voor zich dat primair getracht moet worden om met behulp van elastische kousen het oedeem te reduceren. Eventuele medicamenteuze behandeling staat natuurlijk geheel buiten het kader van dit boek. Een probleem bij wisselend oedeem is de pasvorm van het schoeisel. Wanneer de schoen past bij fors oedeem zal hij een slechte pasvorm hebben bij licht of geen oedeem. De orthopedisch maatschoenmaker heeft een aantal mogelijkheden om tot adequaat schoeisel te komen.

Schoentechnische behandeling

Allereerst wordt een enkelbottine type A gemaakt. De grip vindt nu niet alleen plaats rond de calcaneus, maar ook rond de malleoli. Vervolgens wordt het inschot ver naar voren gelegd en over de gehele wreef een vetersluiting (eventueel klittebandsluiting) gemaakt. Door deze ruime sluiting kan de voet goed gefixeerd worden in de schoen, zowel in 'dunne' als 'dikke' toestand. Een extra maatregel om de wisseling van omvang op te vangen is het aanbrengen van een extra, uitneembare inlegzool van 0,5 cm dikte. Wanneer deze zool verwijderd wordt, is sprake van een aanzienlijke volumetoename in de schoen. Tevens kan als tijdelijke voorziening het confectieverbandschoeisel (8.4) worden toegepast.

10.21 Huidaandoeningen

Er zijn een aantal regelmatig voorkomende huidaandoeningen waarbij het schoeisel een rol speelt of kan spelen.

Contactallergie
Er kan allergie bestaan voor stoffen die in het schoeisel zijn verwerkt. Bij allergische huidafwijkingen is het mogelijk om met behulp van contactallergisch onderzoek de veroorzakende grondstof te identificeren. Indien er geen confectieschoeisel bestaat waarin de allergie veroorzakende stof niet voorkomt, dan bestaat er een indicatie voor maatschoeisel of allergeen vrij schoeisel (12.5).

De volgende allergieën, met schoentechnische behandeling zijn bekend:

- Chroom Leer wordt gelooid met chroom. De huidafwijkingen worden vooral gezien ter hoogte van de wreef, de voetranden en rond de hiel. Er zal gebruik gemaakt moeten worden van plantaardig gelooid leer.

- Fenolformaldehydehars komt in de meeste schoenlijmsoorten voor. Meestal komen de afwijkingen aan de dorsale zijde van de tenen voor, daar waar de neusversteviging is opgelijmd. Een alternatief voor deze lijmsoorten is de beenderlijm (natuurlijm) of chemisch allergeen-vrije lijm.

- Rubber grondstoffen zitten vooral in laarzen en sportschoenen verwerkt. De huidafwijkingen doen zich over de gehele voet voor. Het spreekt voor zich dat schoeisel nodig is zonder rubber grondstoffen.

- Kleurstoffen in het leer De huidafwijkingen kunnen zich over de gehele voet voordoen. Er moet gebruik gemaakt worden van naturel ongeverfd leer.

Dermatomycosen
Zeer bekend is natuurlijk het zwemmers-eczeem. De vochtige en warme omgeving in de schoen vormt een goede 'voedingsbodem' voor de schimmel. Chemisch gelooid leer bevordert de schimmelgroei nog meer. Primair moeten de tegen schimmelinfecties geëigende maatregelen worden genomen.

Schoentechnische behandeling

Naast goed ventilerend schoeisel moet gebruik gemaakt worden van losse, plantaardig gelooide inlegzooltjes. Deze zooltjes moeten elke avond uit de schoen worden gehaald en schoongemaakt. De volgende ochtend kunnen ze, droog, weer in de schoen.

10.22 Atopische wintervoeten

Zie hoofdstuk 11 paragraaf 9 (11.9).

10.23 Hyperhidrosis

De medicamenteuze bestrijding van de hyperhidrosis staat op de voorgrond. Extreme hyperhidrosis is moeilijk te bestrijden en veroorzaakt veel narigheid rond het schoeisel.

Schoentechnische behandeling

Het is zaak om zeer goed ventilerend schoeisel te hebben met een inlegzool van speciaal gelooid leer. Dit leer absorbeert meer vocht dan het normaal gelooide leer. De inlegzool moet 's nachts uit de schoen worden gehaald om te drogen.
<<     Inhoud    >>