<<     Inhoud    >>



Verreweg het grootste aantal amputaties van de onderste extremiteiten geschiedt ten gevolge van circulatiestoornissen, veelal veroorzaakt door arteriosclerosis, diabetische angiopathie en ook wel ischemie.
In bijna alle postoperatieve situaties is een snelle mobilisatie van belang. De interimvoorzieningen revalidatie-verbandschoen, VLOS of geconfectioneerde verbandschoen bieden een prima uitkomst.
De keuze voor het type prothese en/of het schoentype (orthopedisch maatschoeisel (8.2), semi orthopedisch schoeisel (8.1) of confectieschoenen) wordt bepaald aan de hand van het amputatieniveau, de achterliggende pathologie, conditionele eigenschappen en gebruiksdoel. Een preventieve werking van de voorzieningen dient in acht genomen te worden bij verminderde sensibiliteit. Dit geldt ook bij littekenweefsel liggende in het belastingsvlak. Partiële voetamputaties zien we op alle niveaus:
- een of meer teenamputaties;
- voorvoetamputatie;
- straalamputatie;
- lange en korte middenvoetamputaties;
- lange en korte voetwortelamputaties;
- totale voetamputaties.

Nagenoeg voor alle protheses of loophulpmiddelen is een specialistisch voorschrift nodig en de keuze/uitvoering wordt vaak in een gezamenlijk spreekuur bepaald.

9.1 Protheses na amputatie tenen

A. Een of meer tenen: geeft veelal weinig tot geen probleem, een kleine teenprothese en een goed schoenadvies is veelal voldoende.
B. Hallux en drie of meer tenen: gevaar voor overbelasting van de kopjes van metatarsalia en verstoorde afwikkeling van de voet.

Schoentechnische behandeling

Schoen type: confectie of B (8.1), voldoende ruim, lage hak, vervroegde afwikkeling (5.2), druk ontlastende inlay, eventueel zoolverstijving (5.6).

9.2 Protheses na amputatie voorvoet

Bij voorvoetamputaties worden de tenen volledig geëxarticuleerd. Ook hier weer afwikkelproblemen, instabiliteit en overbelasting van de MTP-regio.

Schoentechnische behandeling

Als het voetvolume en de pathologie het toelaat kan worden volstaan met schoentype B (8.1), drukontlastende maatvoetbedden (6.1), afwikkelvoorziening (5.2) en zoolverstijving (5.6). Bij kwetsbare, neuropathische voeten altijd schoentype A (8.2).

9.3 Protheses bij straalamputaties

Leidt altijd tot versmalling van de voet hetgeen stabiliteits-, afwikkel-, en fittingproblemen veroorzaakt. Bij de overgebleven MTP- gewrichten neemt de druk per cm² belastingsvlak toe.

Schoentechnische behandeling

Voetprothese met stevige schoenen of type A (8.2).

9.4 Protheses bij amputaties middenvoet

Onder amputaties middenvoet rekenen we de amputaties die dwars door de schachten van de metatarsalia gaan. De belangrijkste actieve bewegingsfuncties pro- en supinatie evenals plantair- en dorsaalflexie zijn nog aanwezig.

Schoentechnische behandeling

1. Een conditioneel goede en pijnloze voetstomp schoentype C (8.1) of B (8.1) met lage voetprothese.
2. Minder gunstige kwetsbare voetstomp vraagt om meer en hogere fixatie. Schoentype A (8.2) hoog met hoge voetstompprothese en vervroegde afwikkeling (5.2).

9.5 Protheses bij voetwortel exarticulatie

Voetwortel exarticulatie zal door de musculaire disbalans snel een spits-varus stand krijgen. Hierdoor ontstaat een instabiele stomp bij belasting c.q. afwikkeling. Een goede correctie en rigide fitting is van groot belang.

Schoentechnische behandeling

1. Hoge prothese veelal in type A (8.2) lage uitvoering, soms in type C of B (8.1) mogelijk.
2. Type A hoog met ingebouwde prothesevoorziening.

9.6 Protheses totale voet

Er blijft veelal een redelijk goede eindbelastbare stomp over, waarop men zonder hulpmiddel goed kan staan. Voor het lopen en de cosmetiek is men aangewezen op een goede prothesevoorziening.

Schoentechnische behandeling:

1. Hoge prothese veelal in type C (8.1) of B (8.1).
2. Type A (8.2) hoog met ingebouwde prothesevoorziening.
Bij niet of slecht eindbelastbare stompen zal moeten worden overgegaan tot een prothese met afsteuning op de condyl van de tibia en met het PTB-principe moeten werken.

9.7 Orthese

Ortheses compenseren een functiestoornis van het bewegingsapparaat, veelal ontstaan ten gevolge van een musculaire- of neurologische aandoening. In de praktijk zien we voornamelijk twee stromingen, enerzijds orthesen met een voetheffende werking en anderzijds orthesen met een stabiliserende en/of belastingsvlak verbeterende functie, de arthrodesekoker. Deze hulpmiddelen worden voorgeschreven door de medisch specialist.

9.8 Voetheffende ortheses

De uitvoering van voetheffende ortheses kan erg soepel en flexibel zijn wanneer er sprake is van een lichte peroneus uitval. Indien er weinig of geen spierkracht meer aanwezig is, zal de rigiditeit van de orthese toe moeten nemen om de voet goed te kunnen optillen. Als er sprake is van spasticiteit moet de stijfheid van de orthese de strek- en varuskracht van het spasme kunnen weerstaan. Hier zijn wel grenzen aan verbonden en zal men hoge A schoenen (8.2) moeten vervaardigen met ingebouwde kokers.

Confectiematige prefab ortheses hebben vaak een lichte voetheffende werking en zijn slechts toepasbaar bij normale voet- en beenvormen.
Goede schoenen type B (8.1) of C moeten er voor zorgdragen dat de voet en de orthese stevig gefit worden.
Individueel vervaardigde ortheses worden gemaakt als dit omwille van de voet/beenvorm noodzakelijk is en/of indien er meer steunvlak en rigiditeit wordt verlangd. Een goede fitting van de voet in type A of B schoenen is nodig, vaak met voorkeur in een halfhoge uitvoering.
Bij spastische pareses kan de dynamische PB-orthese worden toegepast. Die orthese laat voldoende dorsaalflexie toe doch blokkeert tijdens de zwaaifase de plantairflexie op een bewust gekozen (instelbaar) moment.

9.9 Stabiliserende en/of belastingsvlak
      verbeterende ortheses/arthrodesekoker

Deformiteiten (artrose, RA, trauma) aan de middenvoet, voetwortel of enkelregio veroorzaken vaak pijnklachten die niet meer met een inlay zijn op te lossen. Er is dan een (circulaire) versteviging of stabilisatie nodig rondom de voet, enkel en been. Afhankelijk van de klachten wordt de orthese flexibel of rigide vervaardigd. Tussenvormen zijn ook goed mogelijk, evenals variatie in hoogte. Met deze ortheses kan een hoge stijfheid worden bereikt, waardoor een voet zelfs geheel gefixeerd kan worden. Er is voldoende ruimte nodig in de schoenen en vaak is type B (8.1), danwel A (8.2) noodzakelijk. De orthesekokers worden om een betere stabiliteit en cosmetiek te bereiken, vaak geheel in de A schoenen verwerkt.
Ortheses die het belastingsvlak verbeteren, zijn bijvoorbeeld nodig bij een beenverkorting of spitsvoet. We vervaardigen een orthese bij een aandoening van 3 cm en meer. In de praktijk zien we wel verkortingen tot 30 cm. Een circulaire omsluiting van het onderbeen is noodzakelijk om een goede fixatie te verkrijgen. De voet kan eventueel in spitsstand gezet worden om een betere cosmetiek te krijgen. Goede schoenen zijn noodzaak, afhankelijk van de situatie type A, B of C.

9.10 Nachtspalk

Deze orthese kan ingezet worden bij standcorrecties van de voet t.o.v. het onderbeen en bij het drukvrij leggen van delen van de voet. Er zijn tal van uitvoeringen mogelijk afhankelijk van het nagestreefde doel.
<<     Inhoud    >>