<<     Inhoud    >>



4.1 Algemeen

Bij gezonde kindervoeten wordt schoeisel voornamelijk gedragen ter bescherming van de voeten. De schoen mag de voet en het lopen niet belemmeren. Hiermee wordt impliciet een antwoord gegeven op de veel voorkomende vraag: "Dokter, wanneer moet ik m'n kind voor het eerst schoenen geven?" De bescherming met behulp van schoeisel is pas nodig als het kind buiten gaat lopen. Daarvoor is bescherming met een zacht schoentje of een sok prima mogelijk.
Een tweede vraag is nogal eens: "Dokter, moet mijn kind van die dure schoenen, want ik wil niet dat hij/zij door slecht schoeisel later problemen krijgt?" Bij gezonde voeten is duur schoeisel lang niet altijd nodig. Er is wel een aantal aspecten die nadere aandacht verdienen:

4.2 Pasvorm

Wanneer voorvoeten onvoldoende ruimte hebben, ontstaan op de lange duur problemen zoals drukplekken en standsafwijkingen. De afdruk van de voet moet binnen de omtrek van de binnenzool vallen, zodat de voet niet door de schacht weggedrukt wordt, of dat met name de voorvoet klem zit in de schoen. De voorvoet moet vrij liggen en ruimte hebben om te groeien. Bij het afwikkelen schuiven de tenen iets naar voren. Hiervoor is een 'overmaat' nodig van zo'n 0,75 cm. Vanwege de groei wordt ten tijde van de aanschaf van nieuw schoeisel een overmaat tot maximaal 1,5 cm geadviseerd. De breedte rond de achtervoet is eveneens van belang. Wanneer de schoen te breed is, bestaat er onvoldoende 'grip' en zal de hiel in en uit de schoen slippen.

- Sluiting Om de voet goed te kunnen fixeren en slippen in en uit de schoen te voorkomen, is het nodig de schoen stevig te kunnen sluiten over de gehele wreef. Dit gaat het best met een vetersluiting, maar klitteband vormt een goed alternatief.

- Contrefort Een stevige contrefort (hielstijf) zorgt voor stabilisatie van het onderste spronggewricht met de hiel in neutrale stand. Deze stand is het gunstigst voor een vloeiende afwikkeling.

- Hakhoogte In principe zou de voet het best geheel vlak moeten staan in de schoen. In de praktijk wordt zo'n 5° plantairflexie toegestaan.

- Schacht Het spreekt voor zich, dat de schacht de tenen niet mag afknellen, maar voldoende ruimte moet bieden.

- Onderwerk (zool/hak) Voor een normale, soepele afwikkeling is een flexibele zool nodig met het buigpunt ter hoogte van de bal van de voet. De hardheid van de zool heeft duidelijk invloed op het loopcomfort. Een harde zool op een harde ondergrond veroorzaakt schokken en trillingen die tot in het hoofd doordreunen. Een wat zachtere, verende zool is veel comfortabeler. Een dikke, te zachte zool leidt echter weer tot instabiliteit en een verhoogde kans op verzwikken van de enkel. Een breed onderwerk verhoogt eveneens de stabiliteit.

Voor ziektebeelden kindervoeten zie 11.

<<     Inhoud    >>